- Geschreven door: Jan Cuypers
Toen de installaties van het Flageygebouw ontworpen werden, jaren ’30 van vorige eeuw, was de apparatuur nog niet zo compact of gesofistikeerd als nu. Audioversterkers waren duur en vergden veel onderhoud. Er werd minder kwistig mee omgesprongen.
Lees meer: Audioversterkers in de radiostudio’s van het Flageygebouw
- Geschreven door: Joanna Vanderheyden
Laten we het maar rechtuit zeggen : het is een gelukkige zaak dat het Flagey of het voormalige omroepgebouw een prachtig monument is met een enorme aantrekkingskracht voor de bezoeker. Een landmark voor Elsene en het Brussels Gewest. Was dat niet het geval, dan was de estaminet ‘à la Maison Blanche’, die op deze plek aan de grote vijver stond, beter overeind gebleven. Tenslotte wordt een frisse geuze in het Brusselse nog altijd fel gesmaakt.
- Geschreven door: Jan Cuypers
Het zal u niet ontgaan zijn, het Flageygebouw bestaat 75 jaar.In 1935 werd de eerste steen gelegd. Een eigentijdse visie vind je hierbij :
In 1938 was het niet alleen het nieuwste, maar ook het modernste radiogebouw van Europa. En als we de toenmalige Raad van Beheer mogen geloven, was het ook nog het goedkoopste. In het jaarverslag 1937 van het NIR lezen we :
“Steunend op vergelijkingen gedaan na soortgelijke verwezenlijkingen in het buitenland, mag er in elk geval beweerd worden dat het gebouw van het N.I.R. in uiterst gunstige omstandigheden gebouwd werd.
Broadcasting House te Londen, b.v., in 1932 opgetrokken op een terrein waarvan de oppervlakte slechts 1/3 van het gebouwde gedeelte van het N.I.R. bedraagt en waarvan de omvang nauwelijks gelijk is aan de helft van dit laatste, heeft 550.000 £. gekost, hetwelk toen bijna 100 millioen frank beteekende; dezelfde constructie zou thans nog meer kosten.
Het Radio-Gebouw te Weenen, dat bijna voltooid en niet half zo belangrijk is als het gebouw van het N.I.R., heeft ongeveer 50 millioen frank gekost.”
In het verslag lezen we niet hoeveel "ons" radiogebouw dan wel kostte, het zal allicht minder geweest zijn.
Onze gastauteur Joanna Van der Heyden vertelt ons meer over Flagey terwijl we ook wat meer informatie geven over de AB-versterkers, die in de radio-installaties de dienst uitmaakten. Uit hetzelfde jaarverslag leren we dat er in de installatie ongeveer 350 versterkers gebruikt werden die “met 1500 lampen en radiobuizen” waren uitgerust...
- Geschreven door: Marleen Bergen
Pionieren aan de Naamsepoort in Brussel.
De geschiedenis van de radio in ons land gaat terug tot de jaren vlak voor en na de eerste wereldoorlog. Pas in 1930 wordt de openbare omroep Nationaal Instituut voor Radio-Omroep/Institut National de Radiodiffusion opgericht. Het NIR-INR is een unitaire Belgische instelling met een nederlandstalig en een franstalig aanbod. Tot dan was het radiolandschap erg versnipperd met heel wat regionale, vaak politiek en ideologisch geïnspireerde private omroepverenigingen.
Op 1 februari 1931 start het NIR-INR met radiomaken in primitieve omstandigheden en vanop diverse locaties in de buurt van de Naamsepoort in Brussel. De twee zenders staan in Veltem.
Het appartementsgebouw in de Bolwerkstraat, het werkhuis verderop en de huurzalen in de omgeving zijn vandaag zo goed als verdwenen. De Bolwerkstraat zelf is een square geworden, aangeduid met de gekleurde bol op dit oude plan. Klik op het plan om het verdwenen huizenblok te zien.
Maar met enige fantasie en bronnen uit die periode kunnen we toch een beeld vormen van die pionierstijd. In deze bijdrage zoomen we in op enkele productionele aspecten. Wat er zoal geprogrammeerd werd, leest u in een andere bijdrage ('Van Pirreke Pirrewit tot Peer Gynt').
Technische en logistieke problemen behoren in de eerste jaren tot de orde van de dag. De uitzendingen worden geregeld gestoord en er is ook vaak kritiek op de geluidskwaliteit.
In jaarverslagen uit die tijd lees je dat de huur en de werken aan de akoestiek van al dieRestaurant Elite. De ingang van de omroep is uiterst links. Klik voor een beter zicht. (c) zie noot**** locaties handenvol geld kosten. Het aansturen van het personeel op de verschillende werkplekken is evenmin een sinecure. Als in 1938 het Flageygebouw (lees er hier meer over) af is en alle diensten daar gecentraliseerd zijn, slaken de medewerkers en de directie een zucht van opluchting. Het heen en weer rennen van de ene studio naar de andere is na ruim zeven jaar eindelijk gedaan.
Het zenuwcentrum in de Bolwerkstraat.
De zetel van NIR-INR bevindt zich in 1931 boven hotel-restaurant L'Elite in een appartementsgebouw in de Bolwerkstraat in Elsene.
Daar zijn ook de twee studio's voor Het Gesproken Dagblad en Le Journal Parlé. De nederlandstalige studio is in de keuken ondergebracht. Aan de muren hangen dikke dekens om stoorgeluiden te weren, maar dat belet niet dat de luisteraars soms de hond van de hoteleigenaar op de binnenkoer horen blaffen.
De gehuurde 'auditoria' in de omgeving.
Voor de drie orkesten en de luisterspelen huurt het NIR-INR vijf 'auditoria' min of meer in de buurt. Die dienen zowel voor repetities als voor uitzendingen (live-captaties). Die zalen zijn niet geconcipieerd voor radio-uitzendingen en dat is – helaas – al te vaak hoorbaar op antenne.
De auditoria Maestricht en Aux Caves de Maestricht naast de deur in de Bolwerkstraat – locaties met een horeca-verleden – worden gebruikt voor kamermuziek en luisterspelen.
De muzikanten van het Radio-Orkest repeteren en spelen in de naburige Studio Abbaye, voorheen een dancing. Het Klein Orkest werkt eerst vanuit Studio Molière, een aanpalende schouwburg.
Het Molièretheater in betere dagen. (c) zie noot****
Het is een bouwval en daarom verhuist het Klein Orkest een goed jaar later al naar de achterbouw Kodak in de Stassartstraat in Elsene. Het Groot Orkest (Symfonisch Orkest) is oorspronkelijk ondergebracht in de zaal Delgay een expositiezaal in de Koningsstraat een eind verderop in Brussel. Voor concerten met meer uitgebreide bezetting wijkt dat orkest omwille van de bedenkelijke akoestiek uit naar concertzalen in het Paleis voor Schone Kunsten of het Koninklijk Conservatorium van Brussel. In 1935 verhuist het Groot Orkest naar de voormalige dancing Lido in de Bolwerkstraat. Die is omgebouwd tot concertzaal.
Tijdens de pioniersjaren is het voor iedereen moeilijk werken. De toestand wordt nog penibeler als op 9 december 1933 Studio L'Abbaye door een brand geteisterd wordt. Ook de muziekinstrumenten gaan verloren. Merkwaardig genoeg blijft een van de microfoons de hele tijd werken en kunnen de
luisteraars thuis het geknetter van de vlammen en het neersijpelende bluswater horen. De uitzending wordt maar enkele minuten onderbroken en twee uur later speelt het orkest met geleende instrumenten het geplande avondprogramma!
Twee dagen later (11/12/1933) moet nog een andere studio ijlings ontruimd worden omdat de planken vloer dreigt in te storten. En zo moet men opnieuw op zoek naar andere huurlocaties. Redenen genoeg voor de directie om in het Jaarverslag van 1933 met aandrang te pleiten voor een fatsoenlijke behuizing.
Het werkhuis of atelier van het NIR-INR staat in de Rue de la Reinette/Pippelingstraat, een klein zijstraatje van de Naamsestraat 100 meter verder op Brussels grondgebied.
Produceren met beperkte middelen.
Het NIR-INR moet dagelijks een eigen productie van “8 uren uitzending op de Fransche en 8 uren op de Vlaamsche golflengte” realiseren. Tel daarbij de uitzendingen op zondag, schooluitzendingen, info voor duivenliefhebbers, uitzendingen door diverse omroepverenigingen, buitenlandse overnames… en je komt al gauw aan 120 uitzenduren per week of zo'n 7000 uren per jaar én per taalrol. En dat allemaal vanuit studio's en locaties die erg primitief ingericht zijn. Een echt huzarenstukje!
Het NIR-INR heeft bij de start in 1931 ongeveer 130 mensen in dienst. De meeste personeelsleden worden overgenomen van de privé-stations Radio Belgique en NV Radio. Aan het hoofd van de tweetalige omroep staat algemeen directeur Marcel Van Soust de Borkenfeldt, de voormalige directeur van Radio Belgique. Die wordt bijgestaan door enkele administratieve en financiële mensen, telkens evenveel Vlamingen als Franstaligen. De twee dactylo's en de twee secretaresses zijn de enige vrouwen in vaste dienst.
De Technische Dienst start met 21 personeelsleden. Het zijn veelal oud-gedienden van Radio-Belgique (voorheen Radio-Bruxelles), het privé-station dat door SBR in 1923 opgericht werd. Al vlug wordt opgemerkt dat er te weinig technisch personeel is voor 'het dubbele modulatiestation in Brussel, het dubbele zendstation in Veltem en de captaties in Brussel en elders'.** Captaties niet alleen van muzikale evenementen, maar bijvoorbeeld ook van wielerkoersen, voetbalwedstrijden, gesproken reportages en de internationale relais. Uit het Jaarverslag van 1935 – een financieel en productioneel zwaar jaar door de Wereldtentoonstelling in Brussel – blijkt dat er dan 65 technici aan de slag zijn.
Live!
Een groot gedeelte van de uitzendingen – zowel woord als muziek – verloopt in de allereerste jaren rechtstreeks, want er zijn al wel platenspelers maar nog geen bandopnemers op de markt. Gemiddeld worden er in 1932 zo'n 3000 zijden (of kanten) van fonoplaten per maand uitgezonden en dat is 23% van de muziekprogrammering**. De eerste opnames op stalen banden gebeuren pas vanaf 1934 en registreren op vernisplaten pas in 1936. Geen wonder dat de Muzikale Uitzendingen met bijna 90 personeelsleden – dirigenten, muzikanten en ondersteunend personeel in de fonotheek en de muziekbibliotheek – lang de grootste en duurste afdeling van de omroep is.
De concerten worden echter zowel op de nederlandstalige als de franstalige frequentie uitgezonden en vormen in feite de ruggengraat van de programmering. In 1933 bijvoorbeeld zendt elk van de drie orkesten gemiddeld twee en een half uur per dag rechtstreeks uit. Live mag je bovendien erg letterlijk interpreteren. De geluidsisolatie van de studio's en de gehuurde zalen is immers allesbehalve optimaal, zodat omgevingslawaai of een fikse regenbui vaak ook bij de luisteraars thuis hoorbaar zijn. In 1937 zijn er zes orkesten en een radiokoor, samen ongeveer 250 personeelsleden, die vaak in weinig comfotabele omstandigheden musiceren: van salonmuziek over jazz en kamermuziek tot het symfonisch repertoire.***
Men capteert ook heel wat concerten van andere organisatoren zoals de operahuizen en de concertverenigingen in Antwerpen, Luik, Brussel, Gent, Verviers... Maar soms blijkt de geboden uitkoopsom niet voldoende. Zo gaat de Muntschouwburg niet in op het voorstel om voor 100.000 frank ' het overzenden van 20 bedrijven van opera's' mogelijk te maken'.**
De eigen woordproductie.
De Dienst der Vlaamsche Uitzendingen en de Dienst der Fransche Uitzendingen staan in de eerste plaats in voor 'Het
Het redactielokaal. Klik voor vergroting.
Gesproken Dagblad/Le Journal Parlé'. Elke taalrol heeft vier nieuwsredacteurs en een hoofdredacteur (bestuurder). Die laatste functie wordt op de Vlaamse redactie eerste ingevuld door Gust De Muynck, vanaf 1937 door Theo De Ronde. Theo Fleischman is de eerste franstalige hoofdredacteur. Enorm populair zijn vooral de 'speakers' of regisseurs Leo Persijn en Leopold Bracony. Ze worden elk bijgestaan door twee 'aankondigers'.
De aankondigers. Klik voor vergroting.
Naast de nieuwsbulletins is er ook live verslaggeving van sportwedstrijden en grote evenementen. Met beperkte middelen, want de eerste reportagewagen wordt pas in het voorjaar van 1936 in gebruik genomen. Hij is al meteen goed voor 78 interventies, wat neerkomt op 36 uur uitzending.
Op reportage op de Brusselse Grote Markt. Klik voor vergroting.
Veel woordproducties zoals lezingen, kronieken, luisterspelen, toneel- en boekbesprekingen... worden gemaakt door occasionele medewerkers die 'per cachet' vergoed worden. Alleen de Kroniek voor de Vrouw en het Gezin wordt toegeleverd door een medewerkster, nl. Yvonne De Man, wellicht niet toevallig de echtgenote van Gust De Muynck én de zus van de socialistische voorman Hendrik De Man.**
Een belangrijk deel van de zendtijd – in 1933 is dat 33% – wordt inhoudelijk ingevuld door de politieke en andere omroepverenigingen.**
1935: de wereldtentoonstelling in Brussel.
De zendtijd van het NIR-INR breidt gestaag uit. Memorabel zijn o.a. de live uitzendingen van de begrafenis van koning Albert en de troonsbestijging van Leopold III in 1934 én een jaar later van de begrafenis van koningin Astrid.
Vanaf 1934 worden er via de zender in Ruiselede ook speciale programma's voor Belgisch-Kongo gemaakt. Je kan het je nu moeilijk voorstellen, maar alles werd nog altijd vanuit de Bolwerkstraat aangestuurd.
Het Expo-jaar 1935 is voor de radio – net als 1958 voor televisie – een mijlpaal. Voor de overheid en voor de omroep is het de
Het NIR-paviljoen. Klik voor vergroting.
gedroomde gelegenheid om internationaal de aandacht te trekken o.a. met een tentoonstellingspaviljoen op de Heizel, met de plannen voor het nieuwe radiogebouw aan het Flageyplein en met veel grote evenementen. Vooral voor de muziekdienst is het een extra druk en duur jaar.
In 1936 telt het personeelskader al zo'n 400 radiomakers. De beschikbare ruimtes zijn uiteraard veel te klein. Maar het is nog wachten tot 1938 eer men kan verhuizen naar de comfortabele en ultramoderne studio's van 'de geluidsfabriek' aan het Flageyplein.
In het artikel 'Van Pirreke Pirrewit tot Peer Gynt' kan u lezen wat er in de vroege jaren '30 zoal uitgezonden wordt.
Bronnen:
*Het geheugen van de geluidsfabriek, Universitaire Pers Leuven 2004.
**Radio voor Iedereen, J.G.R. Van Dyck, Boekhandel Cosmos Antwerpen, 1934.
***Jaarverslagen NIR-INR 1931-32 tot 1937.
**** Bron foto's : http://sofei-vandenaemet.skynetblogs.be
__________________________________________________________________________________
- Geschreven door: Marleen Bergen
Het unitaire NIR-INR (Nationaal Instituut voor Radio-Omroep/Institut National de Radiodiffusion) start op 1 februari 1931 met gemiddeld 5 uur radiouitzending per dag zowel op de Nederlandstalige als op de Franstalige frequentie. Omgerekend betekent dat 140 uur uitzending per taalrol per vier weken. Er wordt alleen 's avonds tussen 17u en 22u15 uitgezonden.
De zenders staan in Veltem, de live-uitzendingen worden gerealiseerd vanuit diverse locaties vooral in de omgeving aan de Naamsepoort/Bolwerkstraat in Brussel. (lees hier meer....).
De programmamakers zijn onderverdeeld in drie kernen: de Dienst der Vlaamsche Gesproken Uitzendingen, de Dienst der Fransche Gesproken Uitzendingen en de Muzikale Dienst die voor beide taalgemeenschappen werkt.
Het aantal medewerkers is beperkt en de arbeidsomstandigheden primitief. De Nederlandstalige redactie gebruikt de keuken in de Bolwerkstraat als studio. De orkesten repeteren en concerteren in een voormalige dancing, een verlaten bioscoop of een bouwvallige theaterzaal. Het is een tijd van improviseren en uitproberen. Maar wat kregen Vlaamse luisteraars in 1931 te horen? En waren er eigenlijk al wel luisteraars?
Het NIR-INR maakt radio populair.
In 1924 zijn er in België zo'n 10.000 officieel ingeschreven radiobezitters. Die luisteren naar binnen- en buitenlandse privé-stations. De start van de openbare omroep NIR-INR zorgt voor een fikse groei. In 1932 worden er 120.000 nieuwe radiotoestellen verkocht, in 1935 raamt men het aantal radiobezitters op bijna 750.000, nog een jaar later op 890.000. Naar kristalontvangers moet je met een koptelefoon luisteren, maar met de nieuwe 'lampenradio's' kan het hele gezin van de uitzendingen genieten. Het aantal effectieve radioluisteraars is dan ook een veelvoud van die aantallen.
Als eigenaar van een radio betaal je jaarlijks een omroeptaks: 60 frank voor een lampentoestel en 20 frank voor een kristalontvanger. Van die taks gaat 90% naar de werking van het NIR-INR, 10% naar de staat. De taks is geen belasting maar een vergoeding voor de geleverde diensten. Wie niet betaalt, riskeert een boete van 1400 frank tot twee maanden gevangenis én verbeurdverklaring van het toestel. Later heet die omroepbijdrage 'kijk- en luistergeld'. Vanaf 2002 wordt die in Vlaanderen helemaal afgeschaft.
Programma-aanbod 1931.
Het NIR maakt van bij de start een strikte opdeling tussen woord en muziek. De Dienst der Vlaamsche Gesproken Uitzendingen wordt aangestuurd door Gust De Muynck (zie foto) en bestaat verder uit de drie journalisten Mon De Goeyse, Frans Dirickx en Jos Rens, twee omroepers onder wie de populaire Leo Persyn en twee typistes. Dat team maakt twee nieuwbulletins per dag plus een aantal woordbijdragen. Aan Franstalige kant wordt een gelijkaardige redactie opgezet.
De gemeenschappelijke Muzikale Dienst wordt geleid door dirigent Désiré Defauw. Drie dirigenten, 55 muzikanten verdeeld over drie orkesten, vier programmamakers en zes ondersteunende functies zorgen voor de muziekuitzendingen.
Die personeelsbezetting van net NIR is veel te klein om dagelijks zelf vijf uur radio te maken. Er wordt zowel voor woord als voor muziek veelvuldig een beroep gedaan op mensen en organisaties van buiten de omroep. Bovendien vullen vier Omroepverenigingen als zendgemachtigden een derde van de zendtijd in. De katholieke KVRO en de socialistische SAROV maken elk één uitzenddag per week (van 17u tot 19u30 en van 20 tot 22u), de liberale Librado en de Vlaams-nationale VLANARA één dag om de twee weken. Elke zondag is er voor de katholieke luisteraar ook een 'godsdienstige spreekbeurt'; voor de protestanten eens per maand. In 1934 krijgt ook De Federatie van de Vrije Gedachte een kwartier zendtijd per maand.
Als de zendtijd van het NIR de volgende jaren stelselmatig uitbreidt, daalt het relatieve aandeel van de omroepverenigingen.
Muziek domineert het programma-aanbod.
De uitzending van het NIR start in 1931 om 17u in de vooravond en eindigt het na het
nieuwsbulletin van 22u. Er is vooral veel (live-)muziek te horen, bijna 80% van de zendtijd is aan muziek of muziekcommentaar gewijd. Arthur Meulemans, Franz André en Jean Kumps zijn de vaste dirigenten van het Symfonisch Orkest, het Radio-Orkest en het Klein Orkest. De concerten in de vooravond en 's avonds zijn zowel op de Nederlandstalige als de Franstalige frequentie te beluisteren.
De orkesten en de technici werken niet alleen voor de eigen Muziekdienst maar ook voor de omroepverenigingen. Slechts 40% van de muziekprogrammering is volledig eigen NIR-keuze. De omroepverenigingen vullen hun uitzendavonden immers autonoom in. Maar bovendien waagt de omroep zich dat eerste jaar al aan behoorlijk wat uitzendingen van concerten die elders in het land georganiseerd worden. Noodgedwongen misschien, gezien de beperkte mensen en middelen, maar tegelijkertijd verwerft het NIR-INR daardoor ook veel krediet bij de culturele achterban. In het jaarverslag wordt overigens geen strikt onderscheid gemaakt tussen de concerten en evenementen van het NIR of van de omroepverenigingen. Er worden wel zes internationale overnames van BBC in vermeld, o.a. een concert van cellist Pablo Casals in Londen.
Het klassieke repertoire, kamermuziek en werk van Vlaamse componisten krijgen veel aandacht. Radio wordt immers beschouwd
als een instrument voor volksopvoeding. Maar het dient gezegd, ook lichtere genres zoals tearoom, brasserie-dancing en fanfare staan ook op het programma.
De uitzendingen (captaties) van grote klassieke concerten vanuit de Conservatoria van Brussel, Luik en Antwerpen, het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel, het Kursaal in Oostende, de Defauw-concerten en de Dierentuinconcerten in Antwerpen genieten veel bijval. Er zijn ook captaties vanuit de Koninklijke Vlaamse Opera in Antwerpen, van diverse operettegezelschappen, zomerse concerten aan de kust, orgelrecitals, militaire muziek, harmonies en fanfares. Dat alles is in 1931 gewoon in de huiskamer te beluisteren!
Via de microfoon vraagt men de luisteraars overigens geregeld naar reacties. Naar de ideale mix is het voor de Muzikale Dienst blijkbaar nog even zoeken, want in het Jaarverslag wordt opgemerkt dat het publiek vooral lichte, ontspannende muziek wil. Aan die wens wordt vanaf november '31 hopelijk tegemoet gekomen, vanaf dan is er elke middag tussen 12u15 en 13u45 een eigen fonoplatenprogramma.
Woord: nieuws, sport, cultuur en 'luim'.
De Dienst der Gesproken uitzendingen staat onder meer in voor het Het Gesproken Dagblad. Er twee uitzendmomenten per dag, een om 19u30 en een om 22u, samen drie kwartier woord. Later komt er ook een editie om 13u. Pas eind 1935 krijgen de luisteraars ook 's ochtends om 7u25 en 8u25 een informatief programma.
Onpartijdigheid is de allerbelangrijkste vereiste voor de journalisten. Voor de actualiteit is het nieuwsagentschap Belga de enige bron en dat vinden de redacteurs absoluut onvoldoende. Bovendien moet de Vlaamse journalisten alle Belga-berichten ook nog eens uit het Frans vertalen (klik hier voor een proteststem in het jaarverslag).
Inhoudelijk is Het Gesproken Dagblad een mix van zeer diverse items, het ene al wat meer actualiteitsgebonden dan het andere. Behoudens nieuwberichten uit de geheele wereld, bevat dit dagblad nog interviews afgenomen van voorname persoonlijkheden, en kronieken gewijd aan de muziek, de sport, het tooneel, de vrouw, den radio-omroep, de natuur, de cultuur, de kinema, de internationele politiek, enz... zo lezen we in het Jaarverslag van 1931-1932.
Mon De Goeyse als Pirreke PirrewitSommige Kronieken zijn erg populair. Op maandag bijvoorbeeld 'De vijf minuten van Pirreke Pirrewit', een toneelstukje waarin
met alles en iedereen de draak gestoken wordt. Johan De Maeght van Het Laatste Nieuws schrijft de tekst, Mon De Goeyse speelt de hoofdrol. Op dinsdag is er een sportkroniek en op donderdag tekent Yvonne De Man, de echtgenote van Gust De Muynck voor 'De Kroniek voor de Vrouw en het Gezin'.
De reporters wagen zich ook een paar keer aan 'gesproken reportages' van grote evenementen zoals de voetbalwedstrijd België-Holland, de IJzerbedevaart, de Boetprocessie in Veurne en de feestelijkheden voor 10 jaar ACW. Die reportages buiten de studio vergen net als de muziekcaptaties een grote inzet van mensen en middelen, zijn dus duur en technisch erg moeilijk.
In de studio worden een honderdtal personaliteiten over uiteenlopende onderwerpen gedurende vijf minuten geïnterviewd.
Er zijn lezingen van occasionele medewerkers over de meest uiteenlopende thema's, declamaties van gedichten, een cursus beschaafde Nederlandse uitspraak, een reeks over de Vlaamse zaak, eenakters en fragmenten uit toneelstukken (dat blijkt geen groot succes omdat 'het visuele element ontbreekt' ) en niet te vergeten 'luimige avonden'. In 1931 wordt voor het eerst geëxperimenteerd met een luisterspel. Een moeilijk genre, dat veel voorbereiding en concentratie vergt van de acteurs en zeker van de technici. Bij gebrek aan bandopnemers moeten de speciale geluidseffecten op het juiste moment live opgevoerd worden!
Inhoudelijk doet Het Gesproken Dagblad aan een krant denken, maar vormelijk wordt van de redactie een andere aanpak verwacht. De te lezen teksten moeten klaar en beknopt zijn; ze mogen geenszins gelijken op nieuwsberichten van een geschreven dagblad, dat kan herlezen worden. De luisteraar moet ze onmiddellijk op het gehoor kunnen begrijpen. Een aandachtspunt dat omroepjournalisten ook vandaag nog aangeleerd wordt.
Voor de duivenliefhebbers zijn er in het seizoen vanaf 5 uur 's ochtens tot 11u korte mededelingen En vanaf december '31 gaan de eerste – experimentele – schooluitzendingen in het Frans en het Nederlands de ether in. In 135 scholen verspreid over heel het land zou men ernaar geluisterd hebben.
Na 1931..
De zendtijd breidt de volgende jaren gestaag uit, het aanbod wordt steeds gevarieerder zowel inhoudelijk als vormelijk.
Het NIR-INR telt eind 1936 zo'n 400 personeelsleden, bijna vier maal zoveel als bij de start. Er is intussen ook een jazzorkest, een licht en een operetteorkest en ook een radiokoor. Tal van binnen- en buitenlandse solisten en specialisten werken mee aan de uitzendingen. Onder meer Serge Prokofieff is gastdirigent. Om die groei in goede banen te leiden wordt er intern een paar keer gereorganiseerd.
Vol trots participeert de openbare omroep aan de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1935. Het eigen paviljoen met het grote auditorium is ontworpen door Joseph Diongre, de architect die ook tekent voor het Flageygebouw. Voor het eerst werken de orkesten in een heuse radiostudio. Het publiek kijkt toe vanuit een glazen galerij rondom. Meteen een voorsmaakje van wat medewerkers en luisteraars te wachten staat als het NIR-INR in 1938 naar de pakketboot aan de vijvers in Elsene verhuist.
Heel wat thema's, elementen, formats en manieren van werken overleven de pionierstijd en vind je jaren later – al dan niet in een nieuw jasje - terug bij BRT1 en BRT3. Sommige genres of vormen van dienstverlening overleven de komst van televisie niet, andere sneuvelen onder druk van de digitale media. Maar in essentie is radio nog altijd wat het toen was: muziek en woord.
Bronnen:
Jaarverslagen NIR-INR 1930/31-1937.
Het geheugen van de geluidsfabriek, Universitaire Pers Leuven, 2004.
Foto’s dirigenten : tijdschrift Radio Belgique nr 31, 31 juli 1932
____________________________________________________________________