Het begin : de tweeduimmachines
Inleiding
Om TV-signalen, video, op te nemen gebruikt men wel dezelfde fysische principes als bij audioregistratie, maar er zijn wel veel complexere mechanische en elektronische oplossingen nodig.
Bij audiorecorders loopt de magneetband tegen een bepaalde snelheid langs vaste opneem/weergeefkoppen, bijvoorbeeld (bij professionele opnames) tegen 38 of 19 cm/seconde. Die snelheid wordt bepaald door de hoogst op te nemen frequentie (bv. 20 kHz), de grootte van de magneetdeeltjes op de band en de gewenste kwaliteit.
Videosignalen bevatten echter veel hogere frequenties, tot 5 MHz. Bovendien kunnen videosignalen niet zomaar opgenomen worden zoals audiosignalen, omdat de verhouding tussen de laagste en hoogste frequenties te hoog is. Analoge videosignalen moeten daarom FM-gemoduleerd worden. Daardoor lopen de hoogste op te nemen/weer te geven frequenties op tot bijvoorbeeld 13 MHz.
Zou het systeem met vaste koppen in dit geval worden toegepast, dan zouden bandsnelheden nodig zijn van bijvoorbeeld 47,5 m/s vergeleken met de 19 cm/s van een audioband. Voor een uur programma zou dat een lengte van de band vergen van 171km!
Het spreekt vanzelf dat dit een onpraktische waarde is, zodat men voor videorecorders een systeem met draaiende koppen heeft ontworpen waartegen het magneetlint voorbijglijdt tegen een redelijke snelheid. Die combinatie van draaiende koppen en bewegende band leidt tot kop/bandsnelheden die de opname/weergave van videosignalen mogelijk maken.
DE ANALOGE MACHINES
Het begin : DE ANALOGE 2-DUIM BEELDBANDMACHINE
De populaire naam refereert aan de breedte van de magneetband. Die bedroeg 2 duim of 2 × 2,54 = 5,08 cm. Een juistere naam is “quadruplex” vanwege de vier opneem/weergeefkoppen die vereist zijn.
De eerste opneem/weergeefmachines op beeldband zijn op de markt verschenen in de jaren 1950. Ze konden in den beginne enkel zwart-witsignalen verwerken. Die toestellen werkten nog met buizen en hadden vrij grote afmetingen : zie de foto van een RCA TRT-1, gelijkaardig aan de machine die het omroepmuseum bezit.
Enkele jaren later had de transistortechniek veel vooruitgang geboekt en verminderden de afmetingen sterk. Hieronder een foto van onze Ampex VR2000 die wat restauratie kan gebruiken.
De draaiende koppen :
Het koppen/bandsysteem bestaat uit een draaiende trommel waarop onder een hoek van 90° vier koppen zijn gemonteerd. De trommel wordt aangedreven door een motor en draait tegen een snelheid van 250 omwentelingen per seconde, dat stemt overeen met 15.000 omwentelingen per minuut! Niet te verwonderen dat de koppentrommel bij de latere modellen op luchtlagers loopt! De vereenvoudigde tekening hierna toont het principe. De magneetband beweegt zich haaks op de koppentrommel zodat er over een groot deel van de breedte van het magneetlint “bijna” haakse spoortjes worden geschreven/gelezen.
De volgende foto toont het ensemble van de aandrijfmotor, de koppentrommel en de bandgeleider met het aanzuigingssysteem dat de juiste vorm geeft aan de magneetband.
In deze machine is de bandsnelheid 39,7 cm/s maar de schrijfsnelheid, d.w.z. de kop-bandsnelheid, bedraagt 41,2 m per seconde.
Per televisieraster worden er 16 sporen opgenomen/weergegeven die de videosignalen bevatten. De bijbehorende audio wordt d.m.v. vaste koppen op longitudinale sporen geregistreerd. Ook het stuurspoor voor de synchronisatie en dat voor de tijdcode worden door stilstaande koppen opgenomen/weergegeven. De videosporen worden gewist met een vaste kop met een wisbreedte van 46 mm.
Op de band kan het geheel van de sporen worden voorgesteld door de volgende tekening. Dit wordt het spoorformaat genoemd.
Het quadruplexsysteem was bij zijn introductie werkelijk revolutionair. Het was zowel op elektronisch als mechanisch gebied een hoogstandje. De kwaliteit van de opnames was voor het ongeoefend oog niet van "live" te onderscheiden. Men kon daarom de machines niet enkel gebruiken om op te nemen en weer te geven, maar een weergave kon men terug opnemen zonder groot kwaliteitsverlies. De videomontage was geboren, losse fragmenten konden gemonteerd worden tot één programma. Dank zij de previewmogelijkheid kon men een elektronische "las" ook op voorhand bekijken zonder hem echt uit te voeren. Men had natuurlijk minimum twee toestellen nodig. In het begin moest men monteren door echt in de band te knippen. Dat kon maar op welbepaalde plaatsen, en men moest de sporen eerst zichtbaar maken. Hoe dat in zijn werk ging ziet men hier, eerst "knippen", dan elektronisch. (Bron : Youtube)
Maar het quadruplexsysteem bezit een aantal ongemakken en nadelen.
Belangrijk nadeel is het gewicht van een volle bandspoel die verscheidene kilo bedraagt. Bovendien heeft een dergelijke spoel grote afmetingen vanwege de breedte van de magneetband. Dat brengt mee dat het verplaatsen tussen verscheidene lokaliteiten niet gemakkelijk is. Voor de archivering bijvoorbeeld is er ook veel ruimte nodig en aangezien de banden onder een bepaalde temperatuur en vochtigheidsgraad moeten worden bewaard om het langzame verslechteren van de beeldkwaliteit tegen te gaan, is er vrij veel energie nodig voor de klimaatregeling van de archieflokalen.
En last but not least, die banden waren duur.
Wat de machines zelf betreft, is ook niet alles ideaal. Ze zijn zwaar, duur en complex. De hierboven afgebeelde Ampex VR2000 bevat bijna honderd printplaten met telkens tientallen componenten.
Om de band de gepaste vorm te geven voor hij tegen de koppentrommel wordt gelegd, is er een holle bandgeleider nodig die door middel van onderdruk de band tegen de geleider zuigt waardoor hij de juiste vorm krijgt en hij niet brutaal tegen de koppentrommel wordt gedrukt. Dat betekent dat er een luchtaanzuigingssysteem moet aanwezig zijn, wat apparatuur vereist en dus het gewicht doet toenemen, meer energie vraagt en een zekere hoeveelheid van ongewenst gerucht veroorzaakt.
Koppenstellen verslijten ook. Daar het vervangen van de koppen een delicaat werkje is dat met een hoge graad van nauwkeurigheid moet worden uitgevoerd, diende het gehele koppenstel op geregelde tijdstippen naar de fabriek te worden gestuurd, wat uiteraard ook niet gratis was.
Tenslotte, beelden vertraagd of versneld weergeven was niet mogelijk.
Einde jaren 1960 slagen de constructeurs er in toestellen te bouwen die wel draagbaar (hoewel ..) zijn, zodat opnames op locatie mogelijk worden zonder grote reportagewagens : zie de Ampex VR3000 in de collectie van het Omroepmuseum.
Hoe dan ook, men moest destijds roeien met de riemen die men had en een niet-ideaal opneem/weergeefsysteem is beter dan helemaal geen.
De fabrikanten hebben dan ook gezocht om betere en lichtere machines te produceren die het gebruik van minder brede magneetband mogelijk maakten.