Eenduimformaten
I.2. DE ANALOGE 1-DUIM RECORDERS
Tweeduimmachines bieden dan wel de kwaliteit die omroepen nodig hebben, ze wegen zo’n ton, verbruiken drie kilowatt of meer, en vreten banden. Niet geschikt voor huis-tuin- en keukengebruik dus, en al evenmin voor industriële en institutionele toepassingen. In de zestiger jaren duiken voor die markten machines op die gebruik maken van band die één duim breed is, en telkens een volledig tv-raster tegelijk opnemen i.p.v. maar zestien lijnen. Bij spoelen (shuttle) heeft men dan een beeld dat niet echt goed, maar wel herkenbaar is, zoals sommigen het zich nog herinneren van de oude VHS-cassettes. Omdat het uitgangssignaal niet aan de geldende normen beantwoordt en het beeld wat minder is zijn ze niet bruikbaar voor de omroep.
Maar in 1976 komt Ampex met een toestel op de markt dat hiervan afgeleid is en dat wél bruikbaar is voor “broadcast”. Het heet VPR-1 en heeft een revolutionaire nieuwigheid : het kan versneld en vertraagd weergeven, ja zelfs achteruit! Wat op de band staat beantwoordt aan -het kind moet een naam hebben- de A-norm of het A-formaat. Klik hier voor een zeldzame reclamebrochure over de VPR-1 (uit de Onuitputtelijke Voorraad)
Blijkt dat Sony, dat zich al enige tijd op de broadcastmarkt geworpen heeft, een gelijkaardig toestel klaar heeft, dat nauwelijks verschilt met dat van Ampex en een aantal goede vondsten bevat. De twee firma’s gooien het op een akkoord en ontwerpen een gezamenlijke norm, het C-formaat. C, want zoals u zult lezen was B intussen benomen. Goed nieuws voor wie intussen de gelukkige eigenaar was geworden van een VPR-1 : Ampex bouwt ze om naar de nieuwe C-norm. Gratis? Allicht niet.
I.2.1. Het B-formaat
De Duitse firma Fernseh GmbH had een eigen quadruplexmachine in de markt, de BCM40, en wist ook wel dat de dagen van deze monsters geteld waren. Ze ontwikkelden een eigen nieuwe norm, gekend als “B-formaat”, die gebruik maakt van eenduimband, maar die verschilde van de Ampexoplossing.
De toestellen kenden vooral succes in Europa; ze hadden een uitstekende beeldkwaliteit, maar hadden als nadeel dat ze geen stilstaande of vertraagde beelden konden geven.
De structuur van de koppentrommel en de bandomloop wordt door de volgende figuur getoond.
De band die over iets meer dan 180° rond de koppentrommel ligt, beweegt in tegengestelde zin met de draaizin van de koppen. De bandsnelheid bedraagt 24,3 cm/s.
De trommel draait tegen 150 omwentelingen per seconde. Dit toerental is vergrendeld aan de rasterfrequentie. Daar de band slechts over iets meer dan 180° om de koppentrommel ligt, zijn er twee videokoppen vereist om zonder onderbrekingen het videosignaal op te nemen.
Koppentrommel van het B-formaat
De trommel heeft een diameter van 50,33 mm en bezit twee videokoppen die diametraal tegenover elkaar geplaatst zijn.
De trommel beschrijft 3 omwentelingen per raster en daar er twee koppen zijn, schrijft elke kop 1/6 raster per omwenteling op een schuin spoor dat een hoek van 14,298° vormt met de referentierand van de band. Elk spoor heeft een lengte van circa 8,25 cm, hetgeen kort is t.o.v. de 41 cm van het C-formaat. Maar het schrijft maar 52 beeldlijnen, en kan daarom geen stilstaande of vertraagde beelden geven. De videoschrijfsnelheid bedraagt 24 m/s. Een vaste kop die op 90° van de referentie-as staat, zorgt voor de opname van het stuurspoor dat tussen de audiosporen 1 en 2 ligt. De volgende figuur toont het spoorformaat.
Spoorformaat van het B-systeem
De videospoorbreedte bedraagt 0,155 mm met een tussenruimte van 0,045 mm. Het azimut dient 0° te zijn, d.w.z. dat de kopspleet haaks moet staan op de bewegingsrichting van de kop. De audiosporen zijn 0,8 mm breed.
Als een tijdcode wordt geregistreerd moet dat op het audio 3-spoor gebeuren.
I.2.2. Het C-formaat
De principetekening van het C-formaat is op de volgende figuur te zien.
De band loopt omheen een koppentrommel die bestaat uit een draaiende trommel met de kop en daaronder een vaste cilinder zonder koppen die alleen dient om de band te geleiden.
Zoals de tekening toont, beweegt de band zich in tegengestelde zin van de kop waardoor de schrijfsnelheid verhoogt en het kop/bandcontact verbetert.
De bandsnelheid is verminderd tot 23,9 cm/s.
De koppentrommel heeft een diameter van 134,6 mm en draait tegen een snelheid van 50 omw/s. Bij elke omwenteling wordt een raster opgenomen/weergegeven. Daar de band over iets minder dan 360° in een zogenaamde “omegalus” rond de kop ligt en er in theorie slechts een enkele kop vereist is, zal de opname/weergave onderbroken worden als de kop op een bepaald moment het contact met de band verliest. Er wordt voor gezorgd dat die onderbreking samenvalt met de rasteronderdrukking, zodat het rastersynchronisatiesignaal verloren gaat.
In principe is er maar één kop nodig, nl. de opneem/weergeefkop. Maar omdat, in tegenstelling tot het quadruplexsysteem, het C-formaat een vliegende wiskop bezit, zijn er in werkelijkheid tenminste twee koppen nodig.
Het herstellen van de rastersynchronisatie kan op twee manieren worden gerealiseerd:
1° door elektronische regeneratie;
2° door een bijkomend stel koppen (opneem/weergeef- en wiskop). Die koppen zijn verschoven over een hoek van 30° t.o.v. de video- en de wiskop en zijn al in contact met de band op het ogenblik dat de videokop het contact verliest. Zij registreren dan het signaal tijdens de rasteronderdrukking.
Bovendien is het wenselijk het op de band opgenomen signaal te kunnen weergeven tijdens de opname, waarvoor er nog eens twee koppen aanwezig zijn die eveneens verschoven zijn maar nu over 120° t.o.v. de opneem/weergeefkoppen. De tekening hierna toont de samenstelling van een volledig uitgeruste koppentrommel.
De breedte van de band bedroeg slechts 1 duim (2,54 cm) met een dikte van 0,03 mm.
Daar de kwaliteit van het magnetische materiaal intussen veel verbeterd was, d.w.z. dat de afmetingen van de magneetkorrels sterk verkleind waren, kon ook de schrijf/leessnelheid gereduceerd worden en teruggebracht tot 21,28 m/s.
De koppentrommel uitgerust met 6 koppen
De band ligt enigszins schuin t.o.v. het traject beschreven door de koppen. Dit heeft tot gevolg dat er lange schuine sporen worden geschreven. De volgende figuur toont dit spoorformaat. De videosporen zijn 41 cm lang, hebben een breedte van 0,155 mm en zijn gescheiden door een tussenruimte van 0,06 mm. De kopspleten moeten haaks staan op de bewegingsrichting van de kop, d.w.z. dat ze een azimut hebben van 0°. Bij niet-professionele recorders bestaat die tussenruimte niet en past men een azimut toe van bijvoorbeeld + en –15° tussen buursporen om aldus de onderlinge beïnvloeding van de naastliggende sporen te vermijden.
Boven de videosporen bevinden er zich twee longitudinale audiosporen, AUDIO 1 en AUDIO 2 voor de eventuele opname van stereosignalen. Die sporen zijn altijd aanwezig.
Onder de videosporen zijn er drie opties mogelijk. In de drie opties zijn het stuurspoor en het AUDIO 3-spoor altijd aanwezig. Als een tijdcode wordt opgenomen moet die zich op het AUDIO 3-spoor bevinden.
Bij Optie 1 bestaan enkel het stuurspoor en het derde audiospoor.
Bij Optie 2 is de tussenruimte bezet door de sporen die door de synchronisatiekoppen worden opgenomen/weergeven. Die sporen liggen schuin omdat ze ook door draaiende koppen worden geschreven.
Bij Optie 3 is een vierde audiospoor beschikbaar.
Een belangrijke innovatie bij deze machines is de mogelijkheid om stilstaande beelden te geven, versnelde en vertraagde weergave (tot 3x), en zelfs 1 x achteruit op latere machines. Dit komt omdat een spoor een volledig raster bevat en dus een bekijkbaar beeld geeft. Maar bij niet-nominale snelheid liggen de sporen schijnbaar met een andere helling, en krijgt men ruisstrepen in beeld. Dit wordt opgelost door een speciale videokop, die automatisch het spoor volgt, ook bij een andere dan de nominale snelheid. Dit is de AST-kop (Automatic Scan Tracking), bij Sony DT (Dynamic Tracking). Het eigenlijke kopje is gemonteerd op een piezo-elektrisch plaatje, dat kan buigen onder de invloed van een elektrische spanning.
Een beeldbandmachine van het C-formaat