Van Pirreke Pirrewit tot Peer Gynt
Het unitaire NIR-INR (Nationaal Instituut voor Radio-Omroep/Institut National de Radiodiffusion) start op 1 februari 1931 met gemiddeld 5 uur radiouitzending per dag zowel op de Nederlandstalige als op de Franstalige frequentie. Omgerekend betekent dat 140 uur uitzending per taalrol per vier weken. Er wordt alleen 's avonds tussen 17u en 22u15 uitgezonden.
De zenders staan in Veltem, de live-uitzendingen worden gerealiseerd vanuit diverse locaties vooral in de omgeving aan de Naamsepoort/Bolwerkstraat in Brussel. (lees hier meer....).
De programmamakers zijn onderverdeeld in drie kernen: de Dienst der Vlaamsche Gesproken Uitzendingen, de Dienst der Fransche Gesproken Uitzendingen en de Muzikale Dienst die voor beide taalgemeenschappen werkt.
Het aantal medewerkers is beperkt en de arbeidsomstandigheden primitief. De Nederlandstalige redactie gebruikt de keuken in de Bolwerkstraat als studio. De orkesten repeteren en concerteren in een voormalige dancing, een verlaten bioscoop of een bouwvallige theaterzaal. Het is een tijd van improviseren en uitproberen. Maar wat kregen Vlaamse luisteraars in 1931 te horen? En waren er eigenlijk al wel luisteraars?
Het NIR-INR maakt radio populair.
In 1924 zijn er in België zo'n 10.000; officieel ingeschreven radiobezitters. Die luisteren naar binnen- en buitenlandse privé-stations. De start van de openbare omroep NIR-INR zorgt voor een fikse groei. In 1932 worden er 120.000 nieuwe radiotoestellen verkocht, in 1935 raamt men het aantal radiobezitters op bijna 750.000, nog een jaar later op 890.000. Naar kristalontvangers moet je met een koptelefoon luisteren, maar met de nieuwe 'lampenradio's' kan het hele gezin van de uitzendingen genieten. Het aantal effectieve radioluisteraars is dan ook een veelvoud van die aantallen.
Als eigenaar van een radio betaal je jaarlijks een omroeptaks: 60 frank voor een lampentoestel en 20 frank voor een kristalontvanger. Van die taks gaat 90% naar de werking van het NIR-INR, 10% naar de staat. De taks is geen belasting maar een vergoeding voor de geleverde diensten. Wie niet betaalt, riskeert een boete van 1400 frank tot twee maanden gevangenis én verbeurdverklaring van het toestel. Later heet die omroepbijdrage 'kijk- en luistergeld'. Vanaf 2002 wordt die in Vlaanderen helemaal afgeschaft.
Programma-aanbod 1931.
Het NIR maakt van bij de start een strikte opdeling tussen woord en muziek. De Dienst der Vlaamsche Gesproken Uitzendingen wordt aangestuurd door Gust De Muynck (zie foto) en bestaat verder uit de drie journalisten Mon De Goeyse, Frans Dirickx en Jos Rens, twee omroepers onder wie de populaire Leo Persyn en twee typistes. Dat team maakt twee nieuwbulletins per dag plus een aantal woordbijdragen. Aan Franstalige kant wordt een gelijkaardige redactie opgezet.
De gemeenschappelijke Muzikale Dienst wordt geleid door dirigent Désiré Defauw. Drie dirigenten, 55 muzikanten verdeeld over drie orkesten, vier programmamakers en zes ondersteunende functies zorgen voor de muziekuitzendingen.
Die personeelsbezetting van net NIR is veel te klein om dagelijks zelf vijf uur radio te maken. Er wordt zowel voor woord als voor muziek veelvuldig een beroep gedaan op mensen en organisaties van buiten de omroep. Bovendien vullen vier Omroepverenigingen als zendgemachtigden een derde van de zendtijd in. De katholieke KVRO en de socialistische SAROV maken elk één uitzenddag per week (van 17u tot 19u30 en van 20 tot 22u), de liberale Librado en de Vlaams-nationale VLANARA één dag om de twee weken. Elke zondag is er voor de katholieke luisteraar ook een 'godsdienstige spreekbeurt'; voor de protestanten eens per maand. In 1934 krijgt ook De Federatie van de Vrije Gedachte een kwartier zendtijd per maand.
Als de zendtijd van het NIR de volgende jaren stelselmatig uitbreidt, daalt het relatieve aandeel van de omroepverenigingen.
Muziek domineert het programma-aanbod.
De uitzending van het NIR start in 1931 om 17u in de vooravond en eindigt het na het
nieuwsbulletin van 22u. Er is vooral veel (live-)muziek te horen, bijna 80% van de zendtijd is aan muziek of muziekcommentaar gewijd. Arthur Meulemans, Franz André en Jean Kumps zijn de vaste dirigenten van het Symfonisch Orkest, het Radio-Orkest en het Klein Orkest. De concerten in de vooravond en 's avonds zijn zowel op de Nederlandstalige als de Franstalige frequentie te beluisteren.
De orkesten en de technici werken niet alleen voor de eigen Muziekdienst maar ook voor de omroepverenigingen. Slechts 40% van de muziekprogrammering is volledig eigen NIR-keuze. De omroepverenigingen vullen hun uitzendavonden immers autonoom in. Maar bovendien waagt de omroep zich dat eerste jaar al aan behoorlijk wat uitzendingen van concerten die elders in het land georganiseerd worden. Noodgedwongen misschien, gezien de beperkte mensen en middelen, maar tegelijkertijd verwerft het NIR-INR daardoor ook veel krediet bij de culturele achterban. In het jaarverslag wordt overigens geen strikt onderscheid gemaakt tussen de concerten en evenementen van het NIR of van de omroepverenigingen. Er worden wel zes internationale overnames van BBC in vermeld, o.a. een concert van cellist Pablo Casals in Londen.
Het klassieke repertoire, kamermuziek en werk van Vlaamse componisten krijgen veel aandacht. Radio wordt immers beschouwd
als een instrument voor volksopvoeding. Maar het dient gezegd, ook lichtere genres zoals tearoom, brasserie-dancing en fanfare staan ook op het programma.
De uitzendingen (captaties) van grote klassieke concerten vanuit de Conservatoria van Brussel, Luik en Antwerpen, het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel, het Kursaal in Oostende, de Defauw-concerten en de Dierentuinconcerten in Antwerpen genieten veel bijval. Er zijn ook captaties vanuit de Koninklijke Vlaamse Opera in Antwerpen, van diverse operettegezelschappen, zomerse concerten aan de kust, orgelrecitals, militaire muziek, harmonies en fanfares. Dat alles is in 1931 gewoon in de huiskamer te beluisteren!
Via de microfoon vraagt men de luisteraars overigens geregeld naar reacties. Naar de ideale mix is het voor de Muzikale Dienst blijkbaar nog even zoeken, want in het Jaarverslag wordt opgemerkt dat het publiek vooral lichte, ontspannende muziek wil. Aan die wens wordt vanaf november '31 hopelijk tegemoet gekomen, vanaf dan is er elke middag tussen 12u15 en 13u45 een eigen fonoplatenprogramma.
Woord: nieuws, sport, cultuur en 'luim'.
De Dienst der Gesproken uitzendingen staat onder meer in voor het Het Gesproken Dagblad. Er twee uitzendmomenten per dag, een om 19u30 en een om 22u, samen drie kwartier woord. Later komt er ook een editie om 13u. Pas eind 1935 krijgen de luisteraars ook 's ochtends om 7u25 en 8u25 een informatief programma.
Onpartijdigheid is de allerbelangrijkste vereiste voor de journalisten. Voor de actualiteit is het nieuwsagentschap Belga de enige bron en dat vinden de redacteurs absoluut onvoldoende. Bovendien moet de Vlaamse journalisten alle Belga-berichten ook nog eens uit het Frans vertalen (klik hier voor een proteststem in het jaarverslag).
Inhoudelijk is Het Gesproken Dagblad een mix van zeer diverse items, het ene al wat meer actualiteitsgebonden dan het andere. Behoudens nieuwberichten uit de geheele wereld, bevat dit dagblad nog interviews afgenomen van voorname persoonlijkheden, en kronieken gewijd aan de muziek, de sport, het tooneel, de vrouw, den radio-omroep, de natuur, de cultuur, de kinema, de internationele politiek, enz... zo lezen we in het Jaarverslag van 1931-1932.
met alles en iedereen de draak gestoken wordt. Johan De Maeght van Het Laatste Nieuws schrijft de tekst, Mon De Goeyse speelt de hoofdrol. Op dinsdag is er een sportkroniek en op donderdag tekent Yvonne De Man, de echtgenote van Gust De Muynck voor 'De Kroniek voor de Vrouw en het Gezin'.
De reporters wagen zich ook een paar keer aan 'gesproken reportages' van grote evenementen zoals de voetbalwedstrijd België-Holland, de IJzerbedevaart, de Boetprocessie in Veurne en de feestelijkheden voor 10 jaar ACW. Die reportages buiten de studio vergen net als de muziekcaptaties een grote inzet van mensen en middelen, zijn dus duur en technisch erg moeilijk.
In de studio worden een honderdtal personaliteiten over uiteenlopende onderwerpen gedurende vijf minuten geïnterviewd.
Er zijn lezingen van occasionele medewerkers over de meest uiteenlopende thema's, declamaties van gedichten, een cursus beschaafde Nederlandse uitspraak, een reeks over de Vlaamse zaak, eenakters en fragmenten uit toneelstukken (dat blijkt geen groot succes omdat 'het visuele element ontbreekt' ) en niet te vergeten 'luimige avonden'. In 1931 wordt voor het eerst geëxperimenteerd met een luisterspel. Een moeilijk genre, dat veel voorbereiding en concentratie vergt van de acteurs en zeker van de technici. Bij gebrek aan bandopnemers moeten de speciale geluidseffecten op het juiste moment live opgevoerd worden!
Inhoudelijk doet Het Gesproken Dagblad aan een krant denken, maar vormelijk wordt van de redactie een andere aanpak verwacht. De te lezen teksten moeten klaar en beknopt zijn; ze mogen geenszins gelijken op nieuwsberichten van een geschreven dagblad, dat kan herlezen worden. De luisteraar moet ze onmiddellijk op het gehoor kunnen begrijpen. Een aandachtspunt dat omroepjournalisten ook vandaag nog aangeleerd wordt.
Voor de duivenliefhebbers zijn er in het seizoen vanaf 5 uur 's ochtens tot 11u korte mededelingen En vanaf december '31 gaan de eerste – experimentele – schooluitzendingen in het Frans en het Nederlands de ether in. In 135 scholen verspreid over heel het land zou men ernaar geluisterd hebben.
Na 1931..
De zendtijd breidt de volgende jaren gestaag uit, het aanbod wordt steeds gevarieerder zowel inhoudelijk als vormelijk.
Het NIR-INR telt eind 1936 zo'n 400 personeelsleden, bijna vier maal zoveel als bij de start. Er is intussen ook een jazzorkest, een licht en een operetteorkest en ook een radiokoor. Tal van binnen- en buitenlandse solisten en specialisten werken mee aan de uitzendingen. Onder meer Serge Prokofieff is gastdirigent. Om die groei in goede banen te leiden wordt er intern een paar keer gereorganiseerd.
Vol trots participeert de openbare omroep aan de Wereldtentoonstelling in Brussel in 1935. Het eigen paviljoen met het grote auditorium is ontworpen door Joseph Diongre, de architect die ook tekent voor het Flageygebouw. Voor het eerst werken de orkesten in een heuse radiostudio. Het publiek kijkt toe vanuit een glazen galerij rondom. Meteen een voorsmaakje van wat medewerkers en luisteraars te wachten staat als het NIR-INR in 1938 naar de pakketboot aan de vijvers in Elsene verhuist.
Heel wat thema's, elementen, formats en manieren van werken overleven de pionierstijd en vind je jaren later – al dan niet in een nieuw jasje - terug bij BRT1 en BRT3. Sommige genres of vormen van dienstverlening overleven de komst van televisie niet, andere sneuvelen onder druk van de digitale media. Maar in essentie is radio nog altijd wat het toen was: muziek en woord.
Bronnen:
Jaarverslagen NIR-INR 1930/31-1937.
Het geheugen van de geluidsfabriek, Universitaire Pers Leuven, 2004.
Foto’s dirigenten : tijdschrift Radio Belgique nr 31, 31 juli 1932
____________________________________________________________________