Taken in de radiostudio
In de pionierstijd was het NIR gehuisvest aan de Naamse Poort in Brussel. De studio’s werden gedeeld met het Franstalige INR en waren zeer elementair uitgerust. ‘Zoo werden de vensters gestopt om de inwerking van geruchten van buiten op de mikro te vermijden’ (Jaarverslag NIR 1932). Er waren ook veel storingen en defecten.
Men had wel al gespecialiseerde studio’s: voor gesproken woord, voor recitals en voor luisterspelen. Voor opname en uitzending van grote symfonische werken met koren en solisten was het wachten op Studio 4 aan het Flageyplein. De eerste uitzendstudio in het Flageygebouw dateert van eind jaren dertig. De apparatuur is zo goed als integraal bewaard gebleven en werd door de leden van het Omroepmuseum opgesteld in het Radiohuis in Leuven.
Nog een mijlpaal is de aankoop van de eerste reportagewagen in 1936. ‘Zoo konden de reporters werken in streken waarin slechts weinig telephonische verbindingen waren, als b.v. in de Ardennen’ (Jaarverslag NIR 1936).Het technisch personeel verzorgde zowel de uitzendingen zelf als de muziek- en woordopnames. Dat gebeurde niet alleen in de eigen studio’s. Begin jaren ’30 werd al ongeveer 20% van de uitzendingen elders gecapteerd.
Technici specialiseerden zich mettertijd in muziekopnames, reportages, luisterspelen, het lijnencentrum, de hoofdcontrolekamer… of stuurden als chef een ploeg medewerkers aan.
Het luisterspel bestaat nauwelijks nog als radioformat. Maar de productie van radiospotjes en –trailers is dan weer een nieuwe, creatieve opdracht.
De uitzendstudio werd doorgaans bemand door een technicus en een assistent.De technicus zit achter de mengtafel en is verantwoordelijk voor de uitvoering en de realisatie van het productieproces. Hij zorgt ervoor dat er vlot geschakeld wordt tussen de verschillende geluidsbronnen: micro, plaat, een inkomende lijn vanuit de reportagewagen of een concertzaal.
De assistent helpt bij de voorbereiding en de montage, test de microfoons en bedient de randapparatuur. Hij maakte destijds ook ‘opnames op stalen band of op vernisplaten’.
In de beginjaren waren er enkel platendraaiers in de uitzendstudio, later kwamen daar ook de bandopnemers (magnetofoons) bij. En veel later cassette- en CD-spelers. Voor de micro zit de journalist en/of de regisseur-omroeper. Journalisten waren inhoudelijk verantwoordelijk voor de nieuwsbulletins en presenteerden ze ook altijd zelf. De regisseur-omroeper las mededelingen voor, presenteerde programma’s en zorgde voor de continuïteit. Nu hebben alle radionetten eigen presentatoren en bestaat de functie niet meer. Ook de assistentenrol is op de radio na de digitalisering in de jaren ’90 zo goed als verdwenen. De meeste uitzendingen worden nu door 1 technicus in goede banen geleid. Bij complexe programma’s staan er twee technici in de uitzendstudio. Eenvoudige radioprogramma’s gaan vaak zonder technicus ‘on air’ enkel met een presentator/trice. Die start de gedigitaliseerde bestanden. En sommige programma’s zoals de Nachtuitzendingen lopen zelfs helemaal automatisch.