De PYE MK III : de camera van Studio 6
In de beginjaren van de Vlaamse TV was Studio 6 manusje van alles: niet enkel het journaal kwam van daar : ook de omroepster, de tv-spelen en de andere programma’s, die toen nog allemaal live gingen, kwamen uit die studio.
Voor belangrijke externe evenementen demonteerden de technici gewoonweg de studioapparatuur en stelden ze die ter plaatse terug op. Zo brachten alle vier de camera’s op 24 juni 1953, nog voor TV officieel gestart was, beelden van de Brusselse Ommegang in Eurovisie.PYE was een Engelse fabrikant, gevestigd in Cambridge, die tot dan voornamelijk militaire communicatieapparatuurgebouwd had, maar die na de oorlog, toen die markt in mekaar stortte, diversifieerde naar studio-apparatuur. De Mark III was wellicht de eerste camera van Europees fabrikaat die een wereldsucces werd. Tot in Australië werd hij verkocht. Officieel heette hij PYE Television Camera type 2014. Voor het toenmalige NIR werd dat type 2014RE. Waarvoor de R staat weten we niet, maar de E gaf aan dat hij geschikt was voor 625 én 819 lijnen.
Toendertijd was Europa verdeeld in twee kampen, de aanhangers van 819 lijnen, eigenlijk alleen Frankrijk, en 625, de rest van Europa, waaronder Nederland. Het toen al communautair verdeelde België moest natuurlijk zowel in 819 (het INR) als in 625 (het NIR) kunnen uitzenden, en dan nog volgens een speciale Belgische norm, dat laatste om de lokale fabrikanten van TV-ontvangers te beschermen. Wat er ook van zij, de camera’s voor het NIR waren uniek, bij de BBC of in Australië zal de vraag naar apparatuur in 819 lijnen redelijk beperkt geweest zijn. De BBC werkte trouwens evenmin met 625 lijnen : tot ze naar kleur omschakelden zonden de Engelse omroepen uit in 405 lijnen. Allicht maakte PYE voor de thuismarkt dus nog een aparte versie.
Deze camera was in zijn tijd zeer vooruitstrevend. Het lichtgevoelig element was een beeldorthicon (image orthicon, superorthicon), een buis die zeer lichtgevoelig was en tegelijk zeer scherpe beelden opleverde. Zij was door RCA gedurende de oorlog ontwikkeld voor militaire doeleinden en bleef dienst doen in de ruimtevaart toen hij voor de omroep al niet meer gebruikt werd.
Er waren twee types, eentje van 4,5 duim diameter en een versie van 3 duim. Zelfs deze laatste was niet echt klein. Zij was bijna 40 cm lang (50 cm voor die van 4,5”), met een diameter van bijna 8 cm (12 cm voor 4,5”). Het beeldoppervlak bedroeg telkens 24 x 32 mm, dus ongeveer even groot als bij een kleinbeeldcamera. Onze camera gebruikt een buis van 3 duim van het type RCA 5820.
Hierdoor is hij redelijk compact, (37 x 31 x 56 cm, H x B x L zonder lenzen, voor een gewicht van 48 kg). Eigenlijk zijn de studiocamera’s gedurende veertig jaar trouwens niet kleiner geworden, integendeel.
Een beeldorthicon is een complexe buis en de elektronische afregeling is geen klein bier. Zij vertoont ook een geheugeneffect en na een paar honderd uur gebruik ging zij zienderogen achteruit. Dan moest zo’n buis een paar weken “uitrusten” in een donkere omgeving (een koffertje …) om terug te beschikken over haar oorspronkelijke eigenschappen.
De camera is uitgerust met een lenstrommel, een soort wiel waarop vier lenzen gemonteerd zijn, van verschillende brandpuntafstand. Dezelfde constructie die we terug vinden op filmcamera’s. Zoomlenzen bestonden al : bij de uitzending van de Ommegang was een van de camera’s uitgerust met een Watson-zoomlens. Maar de optische kwaliteit van de toenmalige zoomlenzen was ondermaats, de lenzen waren groot en duur.
De PYE-camera met Watsonzoom bij de Ommegang. Merk de geïmproviseerde zonnekap op!
Waar we nu zouden in- of uitzoomen veranderde de cameraman toen van lens. Dat moest natuurlijk zonder veel problemen kunnen, en in dit opzicht was deze camera uitstekend geconcipieerd.
Zo zien we dat alle lenzen voorzien zijn van een tandwiel, dat gekoppeld is aan het diafragma en ingrijpt op een centraal tandwiel dat gemonteerd is op de as van de lenstrommel. Dit zorgt ervoor dat de lensopening voor alle lenzen altijd dezelfde is.
Bij sommige camera’s van die periode was dit niet het geval en moest men de hoeveelheid licht regelen op een andere manier, bijvoorbeeld met een grijsfilter.
Om een andere beeldhoek, dus een andere lens te kiezen moet de cameraman de lenstrommel verdraaien. Bij een filmcamera is dat eenvoudig, hij draait aan de lenstrommel zelf. Bij een tv-camera is dat onmogelijk, de voorkant van de camera is buiten zijn bereik. Het moet dus van op afstand.
Bij de meeste camera’s van die tijd moet de cameraman daartoe aan een hendel draaien achteraan de camera die rechtstreeks of via een tandwiel met de as van de lenstrommel verbonden is. Zie bijvoorbeeld de RCA TK11 (zie de foto links).
Niet bij de PYE : hij gebruikt een motorsturing. Achteraan de camera staat een schakelaar met vier standen voor de vier lenzen, de cameraman hoeft maar aan de knop te draaien, en de motor doet de rest. Dat gaat niet bliksemsnel : de lenstrommel doet vijf seconden over een volledige omwenteling. Maar een slim systeem zorgt ervoor dat de motor in de “kortste” richting draait, zodat een lenswissel ten hoogste 2,5 seconde duurt. Lang genoeg natuurlijk, want ondertussen geeft de camera geen beeld, een lenswissel moet dus regiematig goed afgesproken worden.
Ook de scherpstelling zit slim in mekaar. Bij kleurencamera's beweegt de lenstrommel voor- of achteruit om scherp te stellen. Bij zwartwitcamera's was het omgekeerd : Hier staat de opnamebuis op een soort wagentje, dat voor- en achteruit kan bewegen om scherp te stellen. Uiteraard draait alles op kogellagers voor een vloeiende beweging.
Bij sommige camera’s ging dit manueel, met een hendel die mechanisch met het wagentje verbonden is. Niet zo bij de PYE-camera. De cameraman bedient een draaiknop, in feite een potentiometer. Die maakt deel uit van een servosysteem, dat uiteindelijk met een elektrische motor de opnamebuis op de gewenste afstand plaatst.
Veronderstellen we nu even dat de lenzen zodanig gebouwd zijn dat een voorwerp op oneindig voor alle lenzen scherp is zonder bij te stellen. Nu stellen we scherp op een voorwerp op 1 meter afstand. Dan moeten we om scherp te stellen ons wagentje voor een lens van 25 mm over minder dan 1 mm verplaatsen, voor een lens van 100 mm is dat 1,1 cm, voor een lens van 200 mm wordt dat 5 cm.
We moeten bij een lenswissel telkens terug scherpstellen voor het beeld kan gebruikt worden, en dat is redelijk vervelend. Maar daar hebben de jongens van PYE iets op gevonden:
In elke lensvoet zit een elektrische weerstand, verschillend voor elke brandpuntafstand. Die wordt in de servoschakeling opgenomen en zorgt ervoor dat het wagentje met de opneembuis automatisch naar de goede plaats gaat.
Zo ziet de schakeling er (ongeveer) uit.
Als we even de achterkant van de camera bekijken :
Midden bovenaan vinden we de beeldzoeker met een beeldbuis van 12 cm. Links ervan de regelingen voor focus, helderheid en contrast. Rechtsboven de aansluitingen en bedieningen van de intercom.
Merk bovenaan links en rechts de draaiknoppen : ze zijn de bedieningen voor de focusinstelling. Achter het deurtje linksonder staat ondermeer de keuzeschakelaar tussen linker of rechterknop of afstandbediening.
Onderaan midden de schakelaar waarmee men ook de bediening van de lenstrommel kan doorschakelen naar een afstandsbediening. De draaiknop ernaast is de selectie van de lenzen (op sommige modellen zijn dit vier druktoetsen). Rechts een meter die het diafragmagetal aangeeft met een keuzeschakelaar, daaronder een schakelaar waarmee men de weerstanden in de lensvoet kan kortsluiten. In deze "extended"-positie kan de cameraman met bepaalde lenzen dichterbij komen, voor een soort macro-opnames bijvoorbeeld.
Conclusie :
De PYE MK III was een innovatieve camera. Hij is voorzien van een drieduims-beeldorthicon dat weliswaar niet de allerbeste beeldkwaliteit gaf, maar waardoor de camera compact en (relatief) licht uitviel. Ons toestel was omschakelbaar 625/819 lijnen.
Hij is uitgerust met een motorgestuurde lenstrommel. De scherpstelling gebeurt door het verplaatsen van de opnamebuis met behulp van een motor. De schakeling behoudt de scherpstelling, ongeacht het type lens. De diafragma’s zijn onderling gekoppeld.
Over de ergonomische bediening van deze camera hebben de ontwerpers goed nagedacht, en met resultaat. Een paar finesses : er staat zowel een knop voor de scherpstelling aan de rechter- als de linkerkant van de camera. Een sympathieke gadget voor linkshandige cameramannen. Er staat ook een regeling op waarmee ze de “weerstand” van de knop kunnen regelen naar hun wens.
En nog iets : Het diafragma bij tv-studiocamera’s wordt normaal niet bediend door de cameraman, maar in de regie bij de “CCU”, de “camera control unit”. Hier kan de cameraman dat wel als men dat zou willen, met twee knopjes boven de scherpstellingsknop en een meter achteraan waar hij de diafragmawaarde kan aflezen. Hij zou dus autonoom kunnen werken.
Omgekeerd, zowel de scherpstelling als lenskeuze werken elektrisch. Men kon dus eventueel die functies van op afstand bedienen en zonder cameraman werken! Een veelzijdige camera!
Foto's Flagey, Ommegang : Anthierens J., Tien jaar Vlaamse televisie Heideland, Hasselt
Beeldorthicon : RCA data sheet
TK11 : hdcameraguide.com