De beginjaren van het NIR : de Bolwerkstraat
Pionieren aan de Naamsepoort in Brussel.
De geschiedenis van de radio in ons land gaat terug tot de jaren vlak voor en na de eerste wereldoorlog. Pas in 1930 wordt de openbare omroep Nationaal Instituut voor Radio-Omroep/Institut National de Radiodiffusion opgericht. Het NIR-INR is een unitaire Belgische instelling met een nederlandstalig en een franstalig aanbod. Tot dan was het radiolandschap erg versnipperd met heel wat regionale, vaak politiek en ideologisch geïnspireerde private omroepverenigingen.
Op 1 februari 1931 start het NIR-INR met radiomaken in primitieve omstandigheden en vanop diverse locaties in de buurt van de Naamsepoort in Brussel. De twee zenders staan in Veltem.
Het appartementsgebouw in de Bolwerkstraat, het werkhuis verderop en de huurzalen in de omgeving zijn vandaag zo goed als verdwenen. De Bolwerkstraat zelf is een square geworden, aangeduid met de gekleurde bol op dit oude plan. Klik op het plan om het verdwenen huizenblok te zien.
Maar met enige fantasie en bronnen uit die periode kunnen we toch een beeld vormen van die pionierstijd. In deze bijdrage zoomen we in op enkele productionele aspecten. Wat er zoal geprogrammeerd werd, leest u in een andere bijdrage ('Van Pirreke Pirrewit tot Peer Gynt').
Technische en logistieke problemen behoren in de eerste jaren tot de orde van de dag. De uitzendingen worden geregeld gestoord en er is ook vaak kritiek op de geluidskwaliteit.
In jaarverslagen uit die tijd lees je dat de huur en de werken aan de akoestiek van al die(lees er hier meer over) af is en alle diensten daar gecentraliseerd zijn, slaken de medewerkers en de directie een zucht van opluchting. Het heen en weer rennen van de ene studio naar de andere is na ruim zeven jaar eindelijk gedaan.
locaties handenvol geld kosten. Het aansturen van het personeel op de verschillende werkplekken is evenmin een sinecure. Als in 1938 het Flageygebouw
Het zenuwcentrum in de Bolwerkstraat.
De zetel van NIR-INR bevindt zich in 1931 boven hotel-restaurant L'Elite in een appartementsgebouw in de Bolwerkstraat in Elsene.
Daar zijn ook de twee studio's voor Het Gesproken Dagblad en Le Journal Parlé. De nederlandstalige studio is in de keuken ondergebracht. Aan de muren hangen dikke dekens om stoorgeluiden te weren, maar dat belet niet dat de luisteraars soms de hond van de hoteleigenaar op de binnenkoer horen blaffen.
De gehuurde 'auditoria' in de omgeving.
Voor de drie orkesten en de luisterspelen huurt het NIR-INR vijf 'auditoria' min of meer in de buurt. Die dienen zowel voor repetities als voor uitzendingen (live-captaties). Die zalen zijn niet geconcipieerd voor radio-uitzendingen en dat is – helaas – al te vaak hoorbaar op antenne.
De auditoria Maestricht en Aux Caves de Maestricht naast de deur in de Bolwerkstraat – locaties met een horeca-verleden – worden gebruikt voor kamermuziek en luisterspelen.
De muzikanten van het Radio-Orkest repeteren en spelen in de naburige Studio Abbaye, voorheen een dancing. Het Klein Orkest werkt eerst vanuit Studio Molière, een aanpalende schouwburg.
Het is een bouwval en daarom verhuist het Klein Orkest een goed jaar later al naar de achterbouw Kodak in de Stassartstraat in Elsene. Het Groot Orkest (Symfonisch Orkest) is oorspronkelijk ondergebracht in de zaal Delgay een expositiezaal in de Koningsstraat een eind verderop in Brussel. Voor concerten met meer uitgebreide bezetting wijkt dat orkest omwille van de bedenkelijke akoestiek uit naar concertzalen in het Paleis voor Schone Kunsten of het Koninklijk Conservatorium van Brussel. In 1935 verhuist het Groot Orkest naar de voormalige dancing Lido in de Bolwerkstraat. Die is omgebouwd tot concertzaal.
Tijdens de pioniersjaren is het voor iedereen moeilijk werken. De toestand wordt nog penibeler als op 9 december 1933 Studio L'Abbaye door een brand geteisterd wordt. Ook de muziekinstrumenten gaan verloren. Merkwaardig genoeg blijft een van de microfoons de hele tijd werken en kunnen de
luisteraars thuis het geknetter van de vlammen en het neersijpelende bluswater horen. De uitzending wordt maar enkele minuten onderbroken en twee uur later speelt het orkest met geleende instrumenten het geplande avondprogramma!
Twee dagen later (11/12/1933) moet nog een andere studio ijlings ontruimd worden omdat de planken vloer dreigt in te storten. En zo moet men opnieuw op zoek naar andere huurlocaties. Redenen genoeg voor de directie om in het Jaarverslag van 1933 met aandrang te pleiten voor een fatsoenlijke behuizing.
Het werkhuis of atelier van het NIR-INR staat in de Rue de la Reinette/Pippelingstraat, een klein zijstraatje van de Naamsestraat 100 meter verder op Brussels grondgebied.
Produceren met beperkte middelen.
Het NIR-INR moet dagelijks een eigen productie van “8 uren uitzending op de Fransche en 8 uren op de Vlaamsche golflengte” realiseren. Tel daarbij de uitzendingen op zondag, schooluitzendingen, info voor duivenliefhebbers, uitzendingen door diverse omroepverenigingen, buitenlandse overnames… en je komt al gauw aan 120 uitzenduren per week of zo'n 7000 uren per jaar én per taalrol. En dat allemaal vanuit studio's en locaties die erg primitief ingericht zijn. Een echt huzarenstukje!
Het NIR-INR heeft bij de start in 1931 ongeveer 130 mensen in dienst. De meeste personeelsleden worden overgenomen van de privé-stations Radio Belgique en NV Radio. Aan het hoofd van de tweetalige omroep staat algemeen directeur Marcel Van Soust de Borkenfeldt, de voormalige directeur van Radio Belgique. Die wordt bijgestaan door enkele administratieve en financiële mensen, telkens evenveel Vlamingen als Franstaligen. De twee dactylo's en de twee secretaresses zijn de enige vrouwen in vaste dienst.
De Technische Dienst start met 21 personeelsleden. Het zijn veelal oud-gedienden van Radio-Belgique (voorheen Radio-Bruxelles), het privé-station dat door SBR in 1923 opgericht werd. Al vlug wordt opgemerkt dat er te weinig technisch personeel is voor 'het dubbele modulatiestation in Brussel, het dubbele zendstation in Veltem en de captaties in Brussel en elders'.** Captaties niet alleen van muzikale evenementen, maar bijvoorbeeld ook van wielerkoersen, voetbalwedstrijden, gesproken reportages en de internationale relais. Uit het Jaarverslag van 1935 – een financieel en productioneel zwaar jaar door de Wereldtentoonstelling in Brussel – blijkt dat er dan 65 technici aan de slag zijn.
Live!
Een groot gedeelte van de uitzendingen – zowel woord als muziek – verloopt in de allereerste jaren rechtstreeks, want er zijn al wel platenspelers maar nog geen bandopnemers op de markt. Gemiddeld worden er in 1932 zo'n 3000 zijden (of kanten) van fonoplaten per maand uitgezonden en dat is 23% van de muziekprogrammering**. De eerste opnames op stalen banden gebeuren pas vanaf 1934 en registreren op vernisplaten pas in 1936. Geen wonder dat de Muzikale Uitzendingen met bijna 90 personeelsleden – dirigenten, muzikanten en ondersteunend personeel in de fonotheek en de muziekbibliotheek – lang de grootste en duurste afdeling van de omroep is.
De concerten worden echter zowel op de nederlandstalige als de franstalige frequentie uitgezonden en vormen in feite de ruggengraat van de programmering. In 1933 bijvoorbeeld zendt elk van de drie orkesten gemiddeld twee en een half uur per dag rechtstreeks uit. Live mag je bovendien erg letterlijk interpreteren. De geluidsisolatie van de studio's en de gehuurde zalen is immers allesbehalve optimaal, zodat omgevingslawaai of een fikse regenbui vaak ook bij de luisteraars thuis hoorbaar zijn. In 1937 zijn er zes orkesten en een radiokoor, samen ongeveer 250 personeelsleden, die vaak in weinig comfotabele omstandigheden musiceren: van salonmuziek over jazz en kamermuziek tot het symfonisch repertoire.***
Men capteert ook heel wat concerten van andere organisatoren zoals de operahuizen en de concertverenigingen in Antwerpen, Luik, Brussel, Gent, Verviers... Maar soms blijkt de geboden uitkoopsom niet voldoende. Zo gaat de Muntschouwburg niet in op het voorstel om voor 100.000 frank ' het overzenden van 20 bedrijven van opera's' mogelijk te maken'.**
De eigen woordproductie.
De Dienst der Vlaamsche Uitzendingen en de Dienst der Fransche Uitzendingen staan in de eerste plaats in voor 'Het
Gesproken Dagblad/Le Journal Parlé'. Elke taalrol heeft vier nieuwsredacteurs en een hoofdredacteur (bestuurder). Die laatste functie wordt op de Vlaamse redactie eerste ingevuld door Gust De Muynck, vanaf 1937 door Theo De Ronde. Theo Fleischman is de eerste franstalige hoofdredacteur. Enorm populair zijn vooral de 'speakers' of regisseurs Leo Persijn en Leopold Bracony. Ze worden elk bijgestaan door twee 'aankondigers'.
Naast de nieuwsbulletins is er ook live verslaggeving van sportwedstrijden en grote evenementen. Met beperkte middelen, want de eerste reportagewagen wordt pas in het voorjaar van 1936 in gebruik genomen. Hij is al meteen goed voor 78 interventies, wat neerkomt op 36 uur uitzending.
Veel woordproducties zoals lezingen, kronieken, luisterspelen, toneel- en boekbesprekingen... worden gemaakt door occasionele medewerkers die 'per cachet' vergoed worden. Alleen de Kroniek voor de Vrouw en het Gezin wordt toegeleverd door een medewerkster, nl. Yvonne De Man, wellicht niet toevallig de echtgenote van Gust De Muynck én de zus van de socialistische voorman Hendrik De Man.**
Een belangrijk deel van de zendtijd – in 1933 is dat 33% – wordt inhoudelijk ingevuld door de politieke en andere omroepverenigingen.**
1935: de wereldtentoonstelling in Brussel.
De zendtijd van het NIR-INR breidt gestaag uit. Memorabel zijn o.a. de live uitzendingen van de begrafenis van koning Albert en de troonsbestijging van Leopold III in 1934 én een jaar later van de begrafenis van koningin Astrid.
Vanaf 1934 worden er via de zender in Ruiselede ook speciale programma's voor Belgisch-Kongo gemaakt. Je kan het je nu moeilijk voorstellen, maar alles werd nog altijd vanuit de Bolwerkstraat aangestuurd.
Het Expo-jaar 1935 is voor de radio – net als 1958 voor televisie – een mijlpaal. Voor de overheid en voor de omroep is het de
gedroomde gelegenheid om internationaal de aandacht te trekken o.a. met een tentoonstellingspaviljoen op de Heizel, met de plannen voor het nieuwe radiogebouw aan het Flageyplein en met veel grote evenementen. Vooral voor de muziekdienst is het een extra druk en duur jaar.
In 1936 telt het personeelskader al zo'n 400 radiomakers. De beschikbare ruimtes zijn uiteraard veel te klein. Maar het is nog wachten tot 1938 eer men kan verhuizen naar de comfortabele en ultramoderne studio's van 'de geluidsfabriek' aan het Flageyplein.
In het artikel 'Van Pirreke Pirrewit tot Peer Gynt' kan u lezen wat er in de vroege jaren '30 zoal uitgezonden wordt.
Bronnen:
*Het geheugen van de geluidsfabriek, Universitaire Pers Leuven 2004.
**Radio voor Iedereen, J.G.R. Van Dyck, Boekhandel Cosmos Antwerpen, 1934.
***Jaarverslagen NIR-INR 1931-32 tot 1937.
**** Bron foto's : http://sofei-vandenaemet.skynetblogs.be
__________________________________________________________________________________